Nog maar al te vaak wordt er "blind" en preventief ontwormd. De ene hanteert een schema zonder te weten of dit wel goed is, de andere ontwormt op het gevoel. Eigenlijk is dit niet correct. U gebruikt toch ook geen antibiotica zonder dat er een bacteriële infectie is vastgesteld? In feite mag een dierenarts geen geneesmiddelen voorschrijven, verschaffen of toedienen zonder eerst een diagnose te stellen. Dit wil zeggen: geen ontworming zonder bevestiging van wormen. Dit klinkt langs de ene kant logisch, maar toch gebeurt het véél te weinig op deze manier. Enerzijds omdat we er van uit gaan dat de paarden toch besmet zijn (wat enigszins waar is), anderzijds omdat we het altijd al zo gedaan hebben in het verleden.
RESISTENTIE PROBLEMATIEK
Door in het verleden frequent, niet gericht, vaak met dezelfde producten te ontwormen of te onderdoseren, ontstaat er resistentie bij de wormpopulatie.
Wat is resistentie nu eigenlijk en hoe komt het? In een populatie wormen zullen er altijd enkele individuen zitten die ongevoelig zijn voor het gebruikte product (rode streepjes op de afbeelding). Door te vaak de gevoelige populatie (groene streepjes) af te doden, zullen de wormen die resistent zijn de overhand nemen in de populatie en zal ontworming dus geen effect meer hebben.
Als je wil weten of er resistentie is tegen het gebruikte product, kan je 2 weken na het ontwormen een meststaal laten onderzoeken. De eitelling (EPG) moet dan met meer dan 90-95% gedaald zijn, liefst 100%.
HOE WERKT EEN MESTONDERZOEK
Hoe werkt een mestonderzoek nu eigenlijk? Er wordt verse mest genomen, deze wordt gemengd met een vloeistof en enkele keren gezeefd zodat er een bruinige vloeistof over blijft waar de eitjes in zitten. Deze vloeistof wordt dan in een telkamer gespoten en onder de microscoop geplaatst. De eitjes worden in de telkamer geteld en via een formule wordt de EPG berekend: het aantal eitjes per gram mest. De EPG-telling bepaalt of je paard een lichte (<200), middelmatige (200-500) of hoge (>500) besmettingsgraad heeft en bepaalt dus of het nodig is om je paard te ontwormen of niet. Ieder paard is besmet, het is slechts de besmettingsgraad (EPG) die bepaalt of je paard al dan niet ontwormd moet worden:
- EPG <200: nog niet ontwormen
- EPG >500: wel ontwormen
Het doel van monitoring met mestonderzoek is om de weidebesmetting onder controle en zo laag mogelijk te houden, want het is de infectiedruk van de weide die bepaalt hoe zwaar de paarden besmet worden en omgekeerd. Het mestonderzoek focust zich voornamelijk op de cyathostominae/strongyliden/bloedwormen omdat deze bij elk paard voorkomen.
Dit is het beeld dat je onder de microscoop ziet:
Bij het mestonderzoek wordt ook gekeken naar het type eitjes: de eitjes van verschillende wormsoorten zien er anders uit en vereisen ook andere producten.
Van links naar rechts: lintworm, strongylide (beter bekend als bloedworm), spoelworm:
Systematisch mestonderzoek
Om eitjes in de mest te kunnen vinden, moeten er volwassen wormen aanwezig zijn in het paard. Wanneer een larve of eitje met infectieuze larve wordt opgenomen, gaat er een bepaalde periode over (afhankelijk van de wormsoort) voor deze volwassen wordt en zelf eitjes kan produceren die detecteerbaar zijn met mestonderzoek. Het is dus niet zo dat, wanneer er geen eitjes gevonden worden, uw paard niet besmet kan zijn. Ofwel is het paard nog recent ontwormd en gebeurt het mestonderzoek te vroeg, ofwel is de besmettingsgraad zo laag dat er amper eitjes gevonden kunnen worden.
Het aangeraden om regelmatig een mestonderzoek te doen (± om de 3 maand) zodat je een algemeen en duidelijker beeld krijgt van de besmettingsgraad van uw paard en zijn omgeving. Er zullen paarden zijn die vaak een lage EPG hebben en andere paarden zullen telkens een hoge EPG hebben. Deze laatste groep zijn de hoge uitscheiders en dienen vaker ontwormd te worden dan de lage uitscheiders. Dit voor zowel hun eigen gezondheid, maar ook omdat zij mee de infectiedruk van de weide bepalen.
Dit zijn 2 schema's van 2 paarden uit de praktijk waarbij er regelmatig mestonderzoek werd gedaan en a.d.h.v. de uitslag werd ontwormd (ontworming op de grafiek = oranje 0). Zo zie je dat de hoge uitscheider 4x ontworming nodig heeft op dezelfde periode dat de lage uitscheider er 2 of zelfs minder nodig heeft.
Bij paarden in groep is het NIET nodig om alle paarden samen te ontwormen, in tegendeel! Onderstaand schema toont aan hoe de populatie wormen verandert door alle paarden samen systematisch te ontwormen waardoor er resistentie ontstaat (links). Aan de rechter zijde zie je hoe je de resistentie in de populatie kan vertragen (refugia) door enkel de hoge uitscheiders te ontwormen.
WANNEER IS MESTONDERZOEK NIET GESCHIKT?
Bij jonge veulens (< 3 maand) is een mestonderzoek minder aangewezen omdat voor deze leeftijd er nog geen volwassen wormen zijn die eitjes produceren. Dit wil niet zeggen dat ze niet besmet kunnen zijn en de larven geen symtomen/problemen kunnen geven. Bijvoorbeeld de veulenworm en spoelworm migreren langs de longen en kunnen aanleiding geven tot hoesten.
Spijtig genoeg is niet iedere wormsoort geschikt voor deze techniek: lintwormeieren zijn moeilijk te vinden met deze techniek omdat ze minder worden uitgescheiden. Als je er eentje vindt, dan heb je geluk. Lintwormen komen wel enkel voor op weides die mos in het grasland hebben, dus een inspectie van de weide is aangeraden. De paardenhorzel is een parasiet die nooit met mestonderzoek gevonden kan worden omdat deze in de maag overwintert als pop en dus geen eitjes produceert. Uiteraard, wanneer men ontwormt in de winter, komen deze horzellarven wel in de mest terecht en kan je ze met het blote oog zien. Voor aarswormen is een klassiek mestonderzoek ook minder geschikt. Hiervoor wordt beter een andere techniek gebruikt (kleefband methode).
Men zegt vaak dat in de winter een mestonderzoek onbetrouwbaar is. Dit moet je ook met een korrel zout nemen. De wormcyclus zal in de winter wat stil vallen en de larven gaan eerder in een winterslaap in plaats van volwassen te worden en eitjes te produceren. In de winter zal de EPG telling dus eerder een onderschatting zijn van de totale besmetting. Dat wil niet zeggen dat een mestonderzoek in de winter zinloos is: er zijn paarden die in de winter ook een hoge EPG hebben, dan weet je dat je deze zéker moet ontwormen. Als je regelmatig een mestonderzoek uitvoert, zal je in de winter ook niet voor verrassingen komen te staan. Wanneer een paard in de winter te veel larven in zich heeft, kunnen deze bij bvb. stress massaal wakker worden uit hun winterslaap en erge diarree geven (door darmschade). Deze situatie wil je voorkomen! Op dat moment zal een mestonderzoek dus ook vaak negatief zijn.
Van links naar rechts: erge diarree in de winter door bloedwormen bij een zieke pony ; spoelwormen in de mest na ontworming (veulens en jaarlingen).
WEIDEMANAGEMENT
Weidemanagement speelt een grote rol in de infectiedruk en bepaalt mee hoe vaak paarden ontwormd moeten worden. Bij weides met een lage bezettingsdichtheid en waar regelmatig de mest geruimd wordt, zal de infectiedruk lager zijn dan bij weides met een hoge bezettingsgraad (>3 paarden/ha) waar de mest op blijft liggen. Je kan dus door een goed management het aantal nodige ontwormingen beperken tot een absoluut minimum.
ONTWORMINGSPRODUCTEN
Ontwormen mag in België enkel met orale pasta's. Dit zijn de enige producten die geregistreerd zijn voor het ontwormen van paarden. Het ontwormen via injectie is niet geregistreerd bij paarden en is op eigen risico. Wegens te veel neveneffecten mogen enkel nog de orale pasta's gebruikt worden (op voorschrift of via de dierenarts te verkrijgen).
Er zijn verschillende producten om te ontwormen. Dit is nodig omdat paarden verschillende typen wormen kunnen hebben (strongyliden, spoelwormen, lintwormen,...). Niet ieder product werkt tegen elke wormsoort. Ook de leeftijd speelt een rol in de keuze van het product: veulens tot één jaar zijn bijvoorbeeld zeer vatbaar voor spoelwormen terwijl volwassen paarden hier weinig last van hebben.
Conclusie
Door mestonderzoek te doen, weet je of je moet ontwormen en met welk product. De EPG-telling geeft ook een beeld van de infectiedruk van de weide en of je dus goed bezig bent met je weidemanagement of niet.
Vervang iedere ontworming door een mestonderzoek en handel naargelang de uitslag. Het is zeer interessant om gedurende 1 a 2 jaar om de 3 maand een mestonderzoek te doen (ieder seizoen). Zo weet je hoe het met de wormbesmetting zit bij jouw paard/kudde in dezelfde weide. Zo weet je welke paarden je meer in de gaten moet houden en welke paarden in de toekomst minder gecontroleerd kunnen worden (dit geldt uiteraard als de omstandigheden hetzelfde blijven).
Als de EPG het hele jaar door laag is, moet ik dan nooit meer ontwormen? Het is aangeraden om in het najaar (bij de 1e vorst) toch 1x te ontwormen met een combinatie-ontworming. Zo worden volgende wormen afgedood:
- de horzellarven (deze zijn niet te vinden bij mestonderzoek)
- de (beperkte hoeveelheid) bloedwormen die in je paard aanwezig zijn zodat er geen winter-diarree kan voorkomen
- de lintwormen (die moeilijk te vinden zijn bij mestonderzoek).
Kijk dan na deze ontworming zeker de komende dagen de mest na, dit geeft je een idee van welke wormen er in je paard aanwezig waren!
Dit is mest van een paard dat enkel in december ontwormd werd: horzellarve (blauwe pijl) en bloedwormpje (paarse pijl).
PRAKTISCH
Een mestonderzoek kost €10 (per paard). Hierbij geeft u enkele verse keutels (1 à 2 bolletjes zijn voldoende) mee in een zakje met de naam van het paard erop. Je krijgt normaal dezelfde dag het resultaat nog.